Tot ik dit online heb gegooid, was mijn blog ongeveer vier
weken stil. Mijn Facebook en Twitter ook. Instagram ook (het laatste dat ik heb
gedeeld is een video van mijn geeuwende katten. Dat heeft niets te maken met
schrijven dus het telt niet). Ik zou deze stilte kunnen wijten aan het feit dat
ik stage had en het dus super druk heb gehad met het verwerken van
onderzoeksresultaten en het schrijven van verslagen. Dat was het ook, maar het is niet de reden waarom ik geen
nieuwe gedichten met jullie deel. Ik ga
met de deur in huis vallen: de waarheid is dat mijn inspiratie mij op dit
moment een beetje in de steek laat. Surprise.
De afgelopen paar maanden heb ik een aantal
gedichten geschreven waar ik heel tevreden mee ben. Ik barstte van inspiratie wanneer
ik wakker werd, gedurende dag kon ik veel gemakkelijker dan normaal dagdromen over
hetgeen mij inspireerde en wanneer ik sliep droomde ik over diezelfde inspiratie.
Het was dus niet moeilijk om gedichten neer te pennen. De woorden stroomden
automatisch van mijn hart naar mijn hersens om weer doorgestuurd te worden naar
mijn vingers. Het moeilijkste was om snel genoeg te schrijven (of te typen) voordat
ik dichtregels zou vergeten. Daarom zijn
die gedichten some of my best work so
far. No doubt. Dat is mijn mening natuurlijk. Van waar kwam deze inspiratie dan?
Simpel gezegd:
ik had een muze. Van oorsprong zijn muzen eigenlijk vrouwelijke bronnen van
inspiratie voor mannelijke kunstenaars. Ik hoop dat de definitiegoden het mij vergeven
dat ik die twee seksen in mijn geval precies het omgekeerd gebruik. Ik had een
muze, ik was gemotiveerd. Maar nu lijkt mijn bron van inspiratie te zijn
opgedroogd. Zei ik opgedroogd? Ik bedoel eigenlijk vergiftigd met het giftigste
gif dat er bestaat: de realiteit.
Ten eerste kiest
een muze er niet voor om een muze te zijn. Althans, niet bij mij. Iemand kan
niet naar mij toelopen en eisen dat ik die persoon voortaan als muze moet
gebruiken. Nee, iemand met wie ik heel even oogcontact heb gemaakt in een massa
om vervolgens nooit meer te zien heeft meer kans om bij mij een gedicht te
inspireren. Zo kwam mijn muze uit een heel onverwachte hoek. Naar mijn gevoel had
ik met deze muze een klik zoals ik die nog nooit van tevoren had ervaren. Het
was in ieder geval wel meteen raak. Maar helaas is soms zelfs de beste klik
niet te redden. Foetsie, daar gaat ie.(Ja,
ik heb dat opzettelijk laten rijmen. Sue
me.)
Meestal blijven
er dan alleen herinneringen over. Herinneringen die ik weliswaar zo lang als
mogelijk levend wil houden alsof het momenten van gisteren zijn geweest. Maar
zelfs de mooiste herinneringen vervagen en na verloop van tijd herleef je die
momenten vanuit de derde persoon in plaats van het ik-perspectief, alsof je
naar een film kijkt. Dat is een indicatie dat je aan het vergeten bent. Daarna
denk je aan die speciale momenten in beschrijvingen zonder dat er een beeld
tevoorschijn komt in jouw hoofd. Game
over. Ik heb nog steeds moeite met dat laatste.
Het is echt akelig om momenten te vergeten die mij inspireren. Akeliger is wanneer het niet makkelijk is om weer soortgelijke momenten te creëren. Maar het leven gaat verder. Ik heb wel het gevoel dat ik de afgelopen tijd een beetje achter ben op de rest, maar ik heb dat een beetje verholpen door eindelijk hierover te praten. Dit stuk is geïnspireerd door een blog van Marjolijn Van de Gender waarin zij aangeeft dat wij ook over de minder leuke momenten moeten praten. Dankjewel voor de inspiratie, Marjolijn!
het komt allemaal wel goed. No spang..... Hakunamatata....
ReplyDelete